In hoeverre bepalen de genen het taalgevoel?

Al vanaf halverwege deze eeuw dacht Noam Chomsky1 dat taal leren aangeboren was. In de loop der tijd werd deze theorie minder betrouwbaar, maar door recent onderzoek in de Verenigde staten en England is deze theorie weer helemaal herboren. Onderzoekers uit Amerika lieten proefpersonen een computerspelletje spelen waarin ze een nieuwe taal moesten leren. Ze kregen opdrachten met dingen die in bijna alle talen hetzelfde zijn, zoals de woordvolgorde. De proefpersonen kregen ook opdrachten met grammatica regels die in theorie wel zouden kunnen kloppen, maar in de praktijk in vrijwel geen enkele taal voorkomen. De conclusie was dat de veel voorkomende regels veel makkelijker te leren waren dan de zeldzame regels. De leider van het onderzoek Jennifer Culbertson2 concludeerde: ‘Dit onderzoek toont aan dat mensen geen onbeschreven blad zijn wanneer ze worden geboren. Ze hebben aangeboren voorkeuren die beïnvloeden wat ze leren.’ Britse onderzoekers gaan zelfs nog een stapje verder en beweren dat ze zelfs een gen hebben gevonden die invloed heeft op het spraakvermogen. Het gen met de naam FOXP2 zou onderdeel zijn van een familie van taal-genen, die samen het aangeboren taalgevoel vormen. Of taalgevoel ook daadwerkelijk in de genen zit is nog niet zeker, maar het lijkt er steeds meer op dat dit inderdaad het geval is. Verdere onderzoeken zullen een definitief antwoord moeten geven.

 



1 Amerikaanse emeritus hoogleraar taalkunde aan het Massachusetts Institute of Technology                                                                                                                      2 Assistent professor taalwetenschap aan de George Mason University en adjunct assistent professor cognitieve wetenschap aan de Johns Hopkins University

 

.